25 maart 2014

Pleun Hoogvliet van Puttershoek wou niet deugen

Pleun Hoogvliet was een dief en inbreker met een kort lontje. Zijn eerste inbrak pleegde hij in 1738 bij mensen van wie hij wist dat ze naar de kerk waren. In 1746 molesteerde Pleun een politieagent, perste de schout af en verwonde zijn oom. Pleun was in Puttershoek gedoopt op 6-7-1721 als oudste zoon van Goris Pleune Hoogvliet en Maddeleentje Block.
Pleun had het ouderlijk huis al meermalen kapotgeslagen en "zijn ouders meermalen gedreigt te slaan". Pleun sloeg "veel goed aan stucken" onder "vloeken en tieren", zodat zijn moeder "uijt haar huijs was gevlugt". Ook had Pleun eens een stoel naar zijn vader gegooid. Pleun zei dat het kwam door de drank en "omdat zijne ouders meer van zijn broeder als van hem hielden".

Op 25-3-1748 stond Pleun Hoogvliet in Dordrecht terecht voor de Hoge Vierschaar van Zuid-Holland. Enkele jaren eerder was hij op een zondagmiddag in de herberg van Arij Knegt op Puttershoek. Daar trof hij "een sekere vrouws persoon, zijnde een liedjeszangster". Volgens hem had de vrouw "soo door haar vuijle praat, als door haar gedurig knicken en wenken te kennen gegeven hebbende dat zij een hoer was". Pleun vertelde dat ze buiten de kroeg overeenkwamen om seks te hebben en dat hij haar daarvoor zou hebben betaald. "Vervolgens gekomen zijnde bij het weegje naar het molentje van het Hoeksche Nieuwlandt" had zij hem seks geweigerd en, volgens Pleun, hem het ontvangen geld weer teruggegeven. Daarop had Pleun haar "op den grondt gegoijt", waarop zij zich "zoo veel als zij konde verweerende" en "zijlieden te samen aan 't worstelen waren geraakt". Daarbij was de vrouw in de Vliet gevallen en er bij de andere oever weer uitgeklommen. Vervolgens was zij over "het kaatje langs voorbij den molen heen naar Puttershoek" gevlucht, waarbij zij haar "mandtje met liedeboekjes" achter had moeten laten.

Op 24-5-1748 werd Pleun Hoogvliet gevonnist. Hij werd gegeseld, gebrandmerkt en voor 70 jaar opgesloten in een tuchthuis, een gevangenis met dwangarbeid.

Puttershoek
Bronnen: H. Aartoom's "Justitieklanten in vroeger tijd", blz. 53, gebaseerd op "Baljuw en Hoge Vierschaar van Zuid-Holland 1574-1811" en de "Families of South-Holland" CDs.

17 maart 2014

Teunis Jasperse Breesnee

In de herberg van Pieter Jeroense Hoppijn op de Kaai van Middelharnis schold Teunis Jasperse Breesnee de dienaar van justitie, Pieter de Karn, uit voor een "honsfot" en de baljuw maakte hij uit voor een "schelm en hondt". Teunis moest bidden om vergeving en een boete van 50 gulden betalen. Dat was in 1700. 

11 maart 2014

Schoon drinkwater in Oud-Beijerland en Heinenoord

In 1873 kreeg Rotterdam een waterleiding, in 1874 was Den Haag aan de beurt en in 1883 Dordrecht. Oud-Beijerland kreeg in 1887 als eerste kleine gemeente met toen 5000 inwoners een waterleiding, terwijl men toen in sommige grote steden en op het platte land drinkwater nog uit de rivier, gracht, sloot, regenton of waterpomp haalde. Regelmatig braken er ziektes uit zoals cholera. Dat kwam door het gebruik van vuil en besmet water waarin alles gebeurde; er werd uit gedronken, in gewassen, groente in schoongemaakt en ook de toiletemmer werd schoongemaakt in dezelfde sloot.

De watertoren van Oud-Beijerland
Willem Bottenberg (1849-99), aannemer uit Oud-Beijerland, nam het voortouw en diende op 11-3-1887 een aanvraag in bij de gemeenteraad voor de aanleg en exploitatie van een hoogdrukwaterleiding met watertoren in samenwerking met architect F.A. de Jongh uit Schiedam. Diverse notabelen uit Oud-Beijerland werden overgehaald om aandelen te nemen, want er moest een bedrag van ƒ37.000,- bijeen worden gebracht. Na aanleg van de waterleiding, ontstond een handel in schoon drinkwater vanuit Oud-Beijerland.

De watertoren van Heinenoord, gebouwd in 1910, is de kleinste watertoren van Nederland, die in gebruik is geweest bij een waterleidingbedrijf. Het was een hulptoren, want het drinkwater werd er vanuit Oud-Beijerland naartoe gepompt. De toren bestaat uit 3 etages, waarvan de bovenste, het reservoir, een stalen tank is met een inhoud van 50 m3.

Bronnen: H.W.G. van Blokland-Visser: Watermakers: De families Bottenberg en Smit, www.geschiedenisweb.nl, www.inoudeansichten.nl

2 maart 2014

Pieter den Boef, "een zeer slecht sujet"

Pieter den Boef bracht een groot deel van zijn leven in een tuchthuis door en wordt omschreven als "een zeer slecht sujet". Hij had al eens een 5-jarige tuchthuisstraf ondergaan in Leeuwarden, maar zelfs in de gevangenis misdroeg hij zich voortdurend en gaf meermalen zijn voornemen te kennen om enkele ambtenaren in de gevangenis te vermoorden. Begin 1867 zat Pieter den Boef opnieuw een tuchthuisstraf uit in Leeuwarden. Dit keer was hij tot 6 jaar veroordeeld. In het tuchthuis zou Pieter de moord hebben bekend op een 21-jarig meisje in de gemeente Dinteloord. Het hele verhaal wordt hieronder uit de doeken gedaan:

Bredasche Courant, 1867